In de vorige overpeinzing was de titel: “Hoe ver kan je kijken?”. Uit de reacties bleek dat niemand in de gaten had dat het een strikvraag was. We ontvangen het licht in onze ogen om deze via onze oogreceptoren in de hersenen te verwerken tot een beeld. Maar er is echter een gebied in het oog waar zich geen receptoren bevinden om het licht op te vangen, namelijk de blinde vlek. De definitie daarvan is: “Het is een plaats op een deel van ons netvlies achter in het oog waar de oogzenuw het oog verlaat”. Met andere woorden, op deze plaats is ieder mens blind. Maar er is ook zoiets dat we wel het beeld via de ogen binnen krijgen, maar dat dit beeld niet doordringt in ons bewustzijn. Het onvermogen om voor de hand liggende fenomenen waar te nemen. In feite ook een blinde vlek. Ik geef hiervan een goed voorbeeld uit het dagelijkse leven .
Elk jaar verstop ik op eerste Paasdag voor onze kinderen en kleinkinderen een aantal chocolade paaseitjes in onze tuin. Het aantal komt steeds overeen met mijn levensjaren. Vorig jaar waren het er 86 . Ze zijn meestal heel moeilijk verstopt, maar toch slagen ze er steeds weer in deze eitjes te vinden echter op één na. Het is het eitje dat open bloot op het grint of gras ligt. Ze lopen er soms zelfs over heen. Ze kwamen toch speciaal naar ons huis om VERSTOPTE paaseitjes te zoeken! Voor Niet-verstopte eitjes hebben ze er geen oog voor: de blinde vlek.
In deze overpeinzing geef ik een aantal voorbeelden van het fenomeen van de blinde vlek, die minder onschuldig, zelfs diep tragisch zijn. Namelijk de blinde vlek, die sommige mensen (waaronder ik zelf) hebben gehad voor de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog.
Zie voor volledige overpeinzing de volgende pdf: Overpeinzing nr 6