Overpeinzing nr 6 : De Blinde Vlek voor de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog

In de vorige overpeinzing was de titel: “Hoe ver kan je kijken?”. Uit de reacties bleek dat niemand in de gaten had dat het een strikvraag was. We ontvangen het licht in onze ogen om deze via onze oogreceptoren in de hersenen te verwerken tot een beeld. Maar er is echter een gebied in het oog waar zich geen receptoren bevinden om het licht op te vangen, namelijk de blinde vlek. De definitie daarvan is: “Het is een plaats op een deel van ons netvlies achter in het oog waar de oogzenuw het oog verlaat”. Met andere woorden, op deze plaats is ieder mens blind.  Maar er is ook zoiets dat we wel het beeld via de ogen binnen krijgen, maar dat dit beeld niet doordringt in ons bewustzijn. Het onvermogen om voor de hand liggende fenomenen waar te nemen. In feite ook een blinde vlek. Ik geef hiervan een goed voorbeeld uit het dagelijkse leven .

Elk jaar verstop  ik op eerste Paasdag voor onze kinderen en kleinkinderen een aantal chocolade paaseitjes in onze tuin. Het aantal komt steeds overeen met mijn levensjaren. Vorig jaar waren het er 86 . Ze zijn meestal heel moeilijk verstopt, maar toch slagen ze er steeds weer in deze eitjes te vinden echter op één na. Het is het eitje dat open bloot op het grint of gras ligt. Ze lopen er soms zelfs over heen. Ze kwamen toch speciaal naar ons huis om VERSTOPTE paaseitjes te zoeken! Voor Niet-verstopte eitjes hebben ze er geen oog voor: de blinde vlek.

In deze overpeinzing geef ik een aantal voorbeelden van het fenomeen van de blinde vlek, die minder onschuldig, zelfs diep tragisch zijn. Namelijk de blinde vlek, die sommige mensen (waaronder ik zelf) hebben gehad voor de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog

Mijn blinde vlek voor de Jodenvervolging in het jaar 1942

Momenteel ben ik bezig om mijn familie archief onder te brengen in het Stadsarchief van Amsterdam. .In dit zelfde Stadsarchief is van februari tot mei dit jaar een tentoonstelling in Memoriam, die juist gaat over de Joden vervolging, in het bijzonder over de gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen, 1942 – 1945. Dit naar aanleiding het boek van  Guus Luijters in Memoriam, waarin van bijna 18.000 van deze kinderen de personalia zijn bijeengebracht. In de tentoonstelling zijn van 3.000 van deze kinderen  te zien: een foto met de gegevens met welk transport en wanneer zij naar de concentratiekampen zijn gestuurd en ook hun sterfdatum.
De tentoonstelling wordt zeer druk bezocht. Men is zeer onder de indruk van wat er allemaal in de oorlogsjaren gebeurd is met bijna 18.000 kinderen. Maar waren de mensen in de oorlog in Nederland ook zo betrokken bij deze massamoord?.

Bij het doorzoeken van mijn archief ben ik een aantal voorbeelden tegengekomen die laten zien hoe weinig ik en ook sommige mensen bewust waren van het verschrikkelijke drama wat zich voor onze ogen heeft afgespeeld: de Jodenvervolging in de jaren 1941,'42,'43 . Dit blijkt heel duidelijk uit een interview dat ik in 2007 heb gegeven aan Anna Timmerman, dat is verwerkt in haar boek Machteloos. Ik citeer hieronder een gedeelte van dit interview:

":
Na mei 1940 leek juist de elite de nieuwe situatie snel te accepteren. Duitsers werden gezien als mensen met wie je zaken kon doen en met wie best viel te praten. De eerste maanden veranderde er ook niet veel, zeker niet aan de top van de samenleving. We tennisten, hockeyden, dansten en feestten. De Joden zullen zich wel meer bewust zijn geweest van het gevaar van de bezetting, maar Joden vormden geen onderdeel van de kring van mijn ouders. Ze hadden wel wat Joodse kennissen en zakenrelaties, maar ze hoorden er nooit echt bij. Joden waren niet onmisbaar of essentieel, ze waren niet zoals wij.
Na mijn eindexamen aan de HBS ging ik studeren. Ik kwam uit een familie met een militaire traditie, maar omdat het oorlog was, was dat natuurlijk geen optie. Bovendien had ik zelf al afstand genomen van het militarisme. Door vakanties in de bergen had ik een passie ontwikkeld voor alpinisme en voor geologie. Zo vertrok ik in september 1942 naar Amsterdam om te studeren aan het geologisch instituut van de universiteit.
In de hoofdstad was de Jodenvervolging opeens heel dichtbij. In Aerdenhout zag je niet overal mensen lopen met een ster op, hier wel. Ik vind het vreselijk om te zeggen, maar het lot van de Joden raakte mij niet. In retrospectief zie ik die houding als een overlevingstechniek van mijn sociale klasse. Niemand in mijn omgeving sprak over de Jodenvervolging, het werd gewoonweg verneind. Door de ogen te sluiten bestond het niet, en hoefden we dus ook niet te reageren. Zolang we de realiteit ontkenden, kon ons leven onverstoord doorgaan. Alleen door dat verneinen was het mogelijk zonder schuldgevoel te blijven tennissen, studeren en feesten.
Op een dag hing er een bordje naast de deur van het geologisch instituut waar iets op stond van "voor Joden verboden". Joodse studenten moesten stoppen met hun studie, maar ik had geen Joodse vrienden, dus ik betrok het niet op mijn leven. Dat gaat heel ver, dat proces van ontkenning. Het instituut was vlak bij de Hollandse Schouwburg, de plaats waar Joden bijeengebracht werden voordat ze naar het station vervoerd werden. Had ik opgekeken van mijn microscoop, dan had ik bij wijze van spreken de Joden kunnen zien aankomen en vertrekken. Ik liep dagelijks langs dat gebouw als ik een broodje ging kopen om te lunchen. Wat dat betreft is er niks veranderd. Nu zien we allemaal op het journaal dat er vreselijke dingen gebeuren in Darfur en in Congo. We weten het, maar we doen er niets aan. We betrekken de ellende niet op onszelf en gaan door met ons eigen leven. Het is een menselijke overlevingsstrategie. 
Voor mij begon de oorlog pas in februari 1943, toen de meeste Joden al waren weggevoerd. Alle studenten ontvingen een brief met de opdracht een loyaliteitsverklaring te tekenen. Let wel, dat verzoek werd niet gestuurd en ondertekend door een Duitse functionaris, maar door mijn eigen universiteit! Alle studenten moesten een formulier ondertekenen waarin ze zich loyaal verklaarden aan de bezetter. Voor mij was dat het moment dat ik niet langer kon ontkennen dat er iets mis was. Ik kon dat formulier niet naar eer en geweten ondertekenen. Dat klinkt misschien gek, ik zag Joden opgepakt worden en ik ging gewoon door met mijn leven, maar zo' n verklaring ondertekenen dat kon ik niet. Achteraf vind ik dat zelf ook bevreemdend. Op 6  februari stapte ik op het Muiderpoortstation in Amsterdam op een trein naar Apeldoorn om onder te duiken bij een boer in Wiesel. Mijn vader had dat voor mij geregeld. Met een aantal andere studenten die ook niet getekend hadden, werkte ik daar als boerenknecht. Het was een onderduikplek, maar het was daar niet echt veilig. Ik woonde weliswaar niet op mijn eigen adres in Amsterdam, maar ook niet werkelijk in het verborgene. Omdat we wel inzagen dat het mis zou kunnen gaan, heb ik samen met die studenten een ondergrondse schuilplaats gebouwd in de bossen van het Kroondomein niet ver van Wiesel. Na een paar maanden, op 6 mei, ontvingen onze ouders brieven waarin stond dat we ons moesten melden bij de autoriteiten wegens het niet tekenen van de loyaliteitsverklaring. Met drie andere studenten heb ik afscheid genomen van de boer en gezegd dat ik me zou gaan melden. We fietsten een stukje richting Apeldoorn om geen argwaan te wekken en reden toen naar onze schuilplaats in de bossen. De hele zomer hebben we doorgebracht in het natuurgebied. Bijna vijf maanden hebben we daar gewoond, tot onze arrestatie. Uit verveling zijn we een nog veel groter en mooier hol gaan maken. Ik las veel, luisterde naar muziek die we draaiden op een opwindgrammofoon en ik hield een dagboek bij, zo kwam ik de tijd wel door. Voor voedsel werd gezorgd door een boer die verderop woonde, mijnheer Dobbelman. Dat werd bij een schaapskooi klaargezet en daar haalden wij het dan op.
Later kwam er een Joods jongetje bij ons wonen, Bully, een jochie van een jaar of twaalf. Dat is weer zo typisch, ik weet eigenlijk niets over die jongen. Ik weet niet wat er met zijn familie was gebeurd of waar hij vandaan kwam, zelfs zijn volledige naam ken ik niet. Bully’s plaats in onze kleine gemeenschap was die van butler of slaaf. Dat was zijn rol. Bully verzorgde het ontbijt en bracht ons iets te drinken als we dat wilden. Dat deed hij perfect. Nu klinkt dat verschrikkelijk, maar ik vertel eerlijk hoe het gegaan is. Het geeft wel een beeld van die tijd en hoe wij elitaire studenten aankeken tegen de vervolgde Joden. In plaats van voor Bully te zorgen en ons over hem te ontfermen, lieten wij ons door hem bedienen. Nooit heb ik me toen afgevraagd hoe die jongen van twaalf zich voelde, of hij bang was, waar zijn familie was. Dat soort vragen kwam niet in mij op! Verderop in de bossen zaten nog meer Joden ondergedoken, ook in ondergrondse schuilplaatsen. Een enkele keer zagen we er wel eens een lopen, maar er was verder geen contact. Na vijf maanden zijn we verraden. Het dienstmeisje van boer Dobbelman, die ons eten naar de schaapskooi bracht, had iets verteld aan een vriendin die even verderop werkte en dat dienstmeisje had een vrijer die bij de NSB zat. Zo is het waarschijnlijk uitgekomen. Toen mijn vader mij kwam bezoeken, is hij door rechercheurs gevolgd. Ik zag mijn vader lopen en stond blij op om hem te begroeten, toen er opeens agenten tevoorschijn sprongen. In een reflex ben ik direct heel hard gaan gillen om zo de andere onderduikers te waarschuwen. De studenten en Bully konden ontkomen, maar later zijn zij ook verraden, door datzelfde meisje. Het heeft mij altijd dwarsgezeten dat ik gearresteerd en ondervraagd ben door Nederlandse agenten en dat ik werd vastgehouden op een Nederlands politiebureau en in een Nederlandse gevangenis, er kwam geen Duitser aan te pas.
Twee nachten ben ik verhoord. Ik was natuurlijk niet van plan ook maar iets los te laten over de andere onderduikers in de bossen, maar de tweede nacht bleek dat de politie in onze schuilplaats mijn dagboek had gevonden. Al van kinds af aan hield ik een dagboek bij, net als mijn vader en grootvader. Misschien hangt het samen met onze tomeloze energie. Het schrijven hielp mij om orde te scheppen in mijn hoofd en te analyseren wat ik meemaakte.
In mijn dagboek had ik ook geschreven over de andere onderduikplaatsen waar Joden verborgen zaten. "Is dat waar?" vroeg die rechercheur. Wat kon ik toen nog zeggen? Ik had het zelf opgeschreven. Ontzettend stom natuurlijk. Achteraf is het makkelijk om in te zien hoe naïef ik ben geweest, door mijn aantekeningen is iedereen verraden. Toen ik was teruggebracht naar mijn cel, kon ik de agenten met speurhonden zien vertrekken. Ik stond daar en wist: nu worden die mensen gepakt en dat heb ik op mijn geweten. Dat is iets, daar moet je dan mee leven, een stommiteit met ongelofelijke gevolgen.'
Einde citaat interview

Wat er precies gebeurd is met Bully na zijn arrestatie was mij niet bekend. Pas kort geleden heeft de dochter van Mill le Fèvre de Montigny (de vrouw wiens dienstmeisje ons heeft verraden  en ook Bully) mij verteld dat hij bij zijn arrestatie zou zijn doodgeschoten toen hij wilde ontvluchten. In mijn archief heb ik een brief van hem gevonden. Het is schokkend om deze brief van Bully nu te lezen, want toen ik de brief kreeg was hij nog in leven en beter af dan ik die in het gevang zat, en nog schokkender is het om dit allemaal zo laat te realiseren
 

Eerste deel van de brief van Bully

Tekst van de brief van Bully
Beste Tom, Hoe gaat het met jouwen, je huisgenoten? Ik hoop van goed, wat ik gelukkig van allen melden kan, Je zult wel vreemd opkijken dat je een brief van mij krijgt maar ik had er erg veel zin in om je te schrijven en heb ik het maar gedaan ook, daar ik veel belang in jou en je vrienden stel. Van mijzelf kan ik weinig schrijven, dar ik niets meer beleven kan. Ik ben je in de zon zittend aan het schrijven, wat erg leuk is. Op school gaat 't wel goed want wij hebben een aardige onderwijzer gekregen die erg aardig les geeft, wat wij dan ook heel erg in hem apriceren en dubbel ons voor hem doen (Nu maar wat anders). Wij hopen dat je eens gauw langs komt want wij zijn allen zeer verlangend naar je. Ik zou het gewoon weg reuze vinden als je eens langs kwam, want dan kunnen we samen eens gezellig wat van het verleden ophalen. Hoe maken je ouders en zusters het? Doe ze vooral de groeten van mij. Vergeet ook je beide bereikbare vrinden niet ver van mij te groeten, dat het mij ten zeerste spijten zou, als zij dachten dat ik hun vergeten zou. was. Hiermede eindig ik met de hartelijk begroeten en een stevige handdruk, jullie gewezen butler Bully. P.S. Ik hoop jullie eens gauw te kunnen opzoeken want dat wijst op eenige verandering. Na jullie de hartelijke groeten nagelaten te hebben eindig ik, maar het is niets bizonders wat ik heb geschreven. Tot ziens
Einde brief van Bully


De blinde vlek van het Bestuur van het Montessort Lyceum tijdens de oorlogsjaren

Bij mijn bezoek verleden week aan de tentoonstelling In Memoriam in het Stadsarchief viel het mij op dat 4 namen van de vermoorde kinderen, voorkwamen op de lijst van 22 Joodse leerlingen van het Montessori Lyceum die het Bestuur van het Montessori Lyceum in 1941 had opgegeven aan het Gemeente Bestuur van Amsterdam. Hieronder deze lijst
 


Lijst van Joodsche leerlingen van het Montessori Lyceum . Opgestuurd in 12 september 1941 door het bestuur van het Lyceum aan het bestuur van de gemeente Amsterdam (maar recent door een historica aangetroffen in het stadsarchief van de gemeente Amsterdam en aan het Montessori Lyceum ter beschikking gesteld).
(Deze lijst is niet teruggevonden in het archief van het Lyceum, maar na de oorlog per toeval ontdekt)

Van deze 22 leerlingen van het Montessori Lyceum in september 1941 zijn er 7 omgekomen in de oorlog t..w.
1. Hilda Julie Caffé (1943 Auschwitz)
2. Johanna Charlotte (Jannie) Gompertz. (1942 Auschwitz)
3. Lodewijk Jack (Lo) Gompertz (1942 Auschwitz)
4. Enny van Raalte (1944 Auschwitz)
5. Luise Marte Renate (Rena) Stenszewski (1943 Auschwitz)
6. Isaac Jonathan Veershijm (1943 Sobibor)
7. Dina Louise van der Woude (1943 Sobibor)

Vier Joodse leerlingen (vet gedrukt) van deze zeven kinderen zijn opgenomen in de lijst van vermoorde kinderen in de tentoonstelling In Memoriam. Van deze vier kinderen ontbrak de foto van Lodewijk Jack (Lo) Gompertz Weer heb ik het archief de Booij geraadpleegd en de ontbrekende foto kunnen traceren. Hij staat namelijk op de groepsfoto van de leerlingen van het Montessori Lyceum genomen in 1941 zie hieronder.:



Links: Groepsfoto ter ere van het 10 jarig bestaan van het Montessori Lyceum
Rechts De personen van de groepsfoto nader bewerkt, met kruisjes aangegeven de Joodse leerlingen die zijn omgekomen en op de lijst stonden die het bestuur van het Lyceum aan het bestuur van de gemeente Amsterdam heeft gestuurd. Bovenste rij nr 31: Rena Stenszweski., Middelste rij v.l.n.r, nr 44; Hilda Caffé, nr 50: Jannie Gompertz, nr 83: Enny van Raalte, nr 109: Lo Gompertz. (Isaac Jonathan Veershijm en Dina Louise van der Woude waren in mei 1941 nog geen leerling van het Montessori Lyceum)

Uit het voorafgaande zal de lezer zich misschien afvragen. Hoe heeft zich dit drama kunnen voltrekken? Waarom heeft men de namen van Joodse leerlingen aan de onder Duitse controle staande overheid opgestuurd? Was men zich in 1941 niet bewust wat de consequenties hiervan zou zijn? Een jaar later waren er al 2 van opgegeven 22 leerlingen al vergast en de overige 5 in 1943 en 1944.  En hoe komt het dat zelfs na de oorlog men nog zo weinig besefte wat de gevolgen zijn geweest van het opsturen van de lijst van 22 Joodse leerlingen?

Uitgerekend net in die tijd, dat de overheid vroeg om de lijst van Joodse leerlingen, speelde een voor het bestuur van het Montessori Lyceum de kwestie van erkenning voor hun Lyceum. Het was een kwestie van er op of er onder. Dit blijkt zonneklaar uit de notulen van de bestuursvergadering van 2 september 1941 van het Montessori Lyceum,: ten huize van mevr. De Booy-Boissevain.


Transcript
Bestuursvergadering op Dinsdag 2 september 1941

Aanwezig; de dames: de Booy, Cnoop Koopmans, Misset, Osterkamp en Schippers en de heeren : Aleva, Cnoop Koopmans, Haak en De Vries
1) Punt van bespreking: De aangezegde maatregelen ten aanzien v.d. Joodsche leerlingen. De voorzitster opent de vergadering en geeft het woord aan Juffr Osterkamp. Spr. brengt in herinnering dat van de zomer de uur tabellen voor de middelb. Scholen bekend gemaakt werden , voor het eerst ook voor de Lycea. Am de hand hiervan maakte spr een nieuw tabel, dat van eenige wijzingen aan de Inspecteur opgezonden werd. Daar had spr een onderhoud met den Heer van Andel. Hierbij bleek dat ook dat het vorige tabel wel goed was geweest voorts dat de Inspect wel eenige controle wenscht op de toelating en overgang van de leerlingen. Spr krijgt de indruk dat de erkenning wel in orde komt.
Eind Augustus kreeg spr. een oproep om opgave te doen van de Joodsche leerlingen en stuurde hierover ene enquête -briefje aan de ouders. Voorlopig , d.w.z tot 1 oct. mogen de Joodsche leerlingen nog blijven. De Penningmeester licht toe, dat het vertrek der Joodsche leerl. een verlies van inkomen van ongeveer fl 8000,- voor de school betekent. Aan Prof van Dam werd een begroting ingezonden., dat onze begrooting met een toelage
Einde transcript bestuursvergadering van 2 september 1941

Ook uit notities van de rede van de voorzitster (mevrouw H.G. de Booy-Boissevain) op de curatorenvergadering van het Montessori Lyceum 12 october 1945, blijkt hoe belangrijk de erkenning is geweest voor het Lyceum:

 

Rede van de Voorzitzster op Curatoren vergadering van 12 october 1945.
Niet biijeen geroepen vanwege v Dam (pijnlijk)
In juni 1943 een mededeeling rondgesturud , nadien kon dat niet meer door de oorlogsomstandigheden.
Herdenking : Carolien Tromp  
Curatoren Prof Leo Polak Prof Jordan.Haak en mevrouw Haak
Bestuur. vertrek Polenaars, Cronheim
Tijdens oorlog is Prof Smit Sibinga toegetreden als besuurlid  na de bevrijding Mr W.A de Rijk
De administratie - Mevr Ort - verv. door mevr v Steenberghe
                    Beleid tijdens den oorlog
Sept 41 door vertrek Joodsche leerlingen f 8000 minder schoolgeld - vroegen erkenning ,
Oct 41 verkregen erkenning
Prof. van Dam beschouwde ons als pioniersschool - bemoedigingstoelage f 20.000
veel moeite met contanten.
Aug 43 1. Haak en vrouw gevangen genomen
            2.. Klasseleidster Visser id id
            3.  Mevr de Boer wegens gebrek aan huish hulp
            4.  Jordan werd to Jood verklaard - moet onderduiken
            5.  de pasbenoemde  Aardrijkskunde leeraar schreef af
            6.  vacature Staatsinrichting

       1 Voor Haak - Jur Haak
       2. voor Visser - tijdelijk mevr. Polak-de Booij / P. Sluiter in '42 weggegaan
       3. voor mevr de Boer -mej. Habbema
       4. voor Jordan tijdelijk Dr Walther
       5. voor aardrijkskunde Alessie
       6. voor staatsinriching Valkhoff

Alle moelijkheden, die voorsproten uit te groote belangstelling van den bezetter voor onze leerlingen, hun adressen,geboortejaar enz. hebben we het hoofd geboden in overleg met  de vereeniging van neutrale scholen.
Einde transcript rede voor curatoren 1945

Hoe belangrijk de erkenning van het Lyceum is geweest voor het bestuur, blijkt uit de brochure van mw J. S .Calff: “Van pionier Amsterdams Lyceum tot Montessori mammoet Lyceum 1930 –1980:
“Op 3 september schreven de docenten gezamenlijk een brief aan van Dam, die vergezeld van een brief van het Bestuur, naar zijn privé-adres werd verstuurd. Uit deze brief, ondertekend door alle docenten:
'Naar aanleiding van de vermoedelijke scheiding tussen Joodse en niet-Joodse leerlingen is een zeer sterke ongerustheid onder hen [de docenten] ontstaan, aangaande hun finantiële positie in het volgende schooljaar[ ... ]””
Uit de begeleidende brief van het Bestuur:
De docenten van ons Lyceum hebben ons medegedeeld, dat zij met groote ongerustheid hebben kennis genomen van de finantiële gevolgen welke de maatregel inzake de Joodsche leerlingen voor ons Lyceum zal hebben. Zij hebben, zoals wij reeds met U mochten bespreken, op grond van de ons door U in uitzicht gestelde erkenning onzer school en de eveneens door U in uitzicht gestelde toelage, na onze in overleg met U gedane mededeelingen afgezien van het solliciteren naar betrekkingen elders[ ... ] Aan al deze verwachtingen wordt door vorengenoemde maatregelen de bodem ingeslagen. Zooals onze penningmeester heeft berekend zal aan ons budget een bedrag van f 8000,- gulden komen te ontvallen. (...)

Het is opvallend dat in deze brieven over de financiële gevolgen van het verwijderen van de joodse leerlingen geen woord van protest tegen deze maatregel zelf staat. Men krijgt de indruk dat het Bestuur en de docenten sterk gepreoccupeerd waren met de nu op handen zijnde erkenning en subsidiëring, de redding van de school. Wat er eventueel mondeling gesproken is, en in hoeverre in deze brieven mogelijk zelfs een verhulde poging de verwijdering van de joodse leerlingen te verhinderen gezien moet worden, valt niet meer te achterhalen.

Op 9 oktober 1941 kwam het verlossende woord. Van Dam liet het Bestuur weten:
'Ik zal de afdeeling
gymnasium van Uw Lyceum voor zes jaar aanwijzen overeenkomstig artikel 157 der Hooger-Onderwijswet en de afdeeling hoogere burgerschool van Uw Lyceum overeenkomstig artikel 45 tredecies der Middelbaar-Onderwijswet'.
Hiermee was de erkenning van alle afdelingen van het Montessori Lyceum een feit. Dat dit aa
n de persoonlijke tussenkomst van Van Dam te danken was en niets te maken had met eventuele wensen van de bezetters, is duidelijk. Montessori-onderwijs werd in Duitsland na het aan de macht komen van de nationaal-socialisten geleidelijk onmogelijk gemaakt: montessori scholen werden geslotens en de boeken van Maria Montessori verbrand. (…
Bij de eerste schoolexamens in juni 1942 slaagden alle drie gymnasiasten en vier van de vijf HBSers Het jaar daarop weer vijf gymnasiasten en vijf hbs kandidaten onder wie de oudste zoon van Van Dam

Vooral in de jaren 1942, 1943 en 1944 deden zich steeds problemen voor naar aan­leiding van door de bezetters gestelde eisen. Het eerste grote dilemma was het 'ver­zoek' om opgave van de aantallen, later de namen van de joodse leerlingen geweest, en daarna bleek het vrijwel onmogelijk niet aan de volgende eisen van de bezetters of van de onder Duitse supervisie opererende Nederlandse overheid te voldoen. Een voorbeeld van dit soort problemen was het bevel affiches op te hangen met een tekst die de leerlingen aanspoorde zich aan te melden voor dienst aan het Oostfront. Mejuf­frouw Osterkamp wilde deze biljetten aanvankelijk niet ophangen, overwoog zelfs ontslag te nemen, maar het was een kiezen tussen twee kwaden. Zoals mevrouw De Booy haar voorhield, zou het niet uitvoeren van het bevel direct of indirect tot slui­ting van de school kunnen leiden. Direct, doordat de Duitsers, Van Dam of geen Van Dam, het schoolgebouw zouden kunnen vorderen, of zonder meer bevel geven de school te sluiten. Indirect, doordat een voor de Duitsers onbevredigende gang van za­ken bij het onderwijs zou kunnen leiden tot het ontslag van Van Dam, en daarmee ongetwijfeld tot de benoeming van een ander, wat niet alleen voor. het Montessori Lyceum, maar ook voor het onderwijs als geheel alleen maar een verslechtering kon betekenen. Sluiting van de school zou bepaald niet in het belang van de leerlingen zijn. De affiches werden opgehangen en de leerlingen werd op het hart gedrukt ze niet af te scheuren, omdat dat ook aanleiding tot problemen kon geven. Zowel do­centen als leerlingen herinneren zich dat er op school bijna nooit expliciet over de oorlogstoestand werd gesproken. Men wist van elkaar waar men stond, maar als bij afspraak werd er niet over gepraat. Hoewel van in ieder geval twee kinderen bekend was dat zij uit NSB-gezinnen kwamen, heerste er op het Montessori Lyceum in het al­gemeen een sfeer van onderling vertrouwen en grote saamhorigheid. Van verraad is nooit iets gebleken, terwijl toch niet iedereen altijd even goed op zijn woorden lette.
Einde citaten uit de brochure van J.S Calff.

Het is ook interessant wat mijn grootvader Hendrik de Booij in zijn dagboeken verhaalt over de bemoeienissen van zijn vrouw met het Montessori Lyceum: tijdens de Tweede Wereldoorlog.:
“Woensdag 27 november 91940 197ste dag der bezetting.  De zwaarste vernedering is het ontslag van Joden of halfjoden uit betrekkingen bij de Justitie, het Onderwijs, bij hospitalen enz. enz. Dit is schandelijk, ondraaglijk. Zo is bijvoorbeeld de voortreffelijke mevrouw Joosten van de Montessorischool ontslagen, iemand die onvervangbaar is, en verscheidene professoren van de Amsterdamse Universiteit.
In de couranten staan van al die ontslagen niets, n i e t s
Donderdag 12 februari,1942 de 639ste dag van onze vernedering. Het Montessori Lyceum is nu eindelijk erkend. Het is een lange strijd geweest onder Hilda's leiding als voorzitster.
13 augustus 1943. Hilda heeft moeilijkheden in verband Montessori Lyceum. Er moet een wiskundeleraar aangesteld worden voor Haak die gevangen is genomen. Ook moet er een aardrijkskundeleraar worden benoemd. Verder is bepaald dat Jordan met een ster moet lopen, waardoor voor hem een bioloog wordt benoemd. Ten slotte kwam zoëven bericht dat mej. Visser is gevangen genomen. Ook deze moet worden vervangen en snel want de school moet 25 augustus weer beginnen. Het blijkt nu dat de hele familie Visser is gevangengenomen in verband met het geval Mies Boissevain. Engelien is bereid tijdelijk in de klasse van mej. Visser te assisteren.
Einde citaat dagboek van Hendrik de Booij
 

In 2010 heb ik een interview gegeven aan twee studenten Rutger van Houwelingen en Janneke Verheij die bezig waren met hun werkstuk voor het vak Egodocumenten aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam: Hendrik de Booij 1867-1964. Ik citeer uit hun werkstuk:
“Tijdens het interview met Tom de Booij komen wij te weten dat zijn tante Engelina bij het transcriberen en becommentariëren van de dagboeken wel censuur op deze egodocumenten heeft toegepast. Tom de Booij heeft deze hiaten ontdekt en probeert ze weer op te vullen(…). Een van de onderwerpen die uit de selectie was weggelaten was de Jodenvervolging tijdens de bezetting. Hilda bleek als hoofd van het bestuur van de Montessorischool een lijst van joodse kinderen te hebben opgegeven aan de Duitsers, in gevolg werden deze kinderen gedeporteerd.
Einde citaat uit het werkstuk H.de Boojj

Op mijn website egoproject heb ik een hoofdstuk geschreven over het leven van mijn grootmoeder Hilda de Booij-Boissevain. Ik citeer:
“Mijn grootmoeder Hilda Gerarda de Booij-Boissevain was voorzitster van het Montessori Lyceum in de oorlogsjaren. 29 augustus 1941 heeft het bestuur van het Montessori Lyceum te Amsterdam een verzoek gekregen van de secretaris-generaal van Dam om een lijst op te sturen van de Joodse leerlingen van het Lyceum. Deze moesten de school verlaten. 12 september 1941 is door het bestuur een lijst van 22 Joodse leerlingen aan het gemeentebestuur van Amsterdam opgestuurd. Van deze 22 Joodse leerlingen hebben zeven leerlingen de oorlog niet overleefd. In het dagboek van haar man, mijn grootvader Han de Booij, kan ik slechts een enkel citaat en krantenknipsel terugvinden omtrent de moeilijkheden in 1941 ten aanzien van de aangezegde maatregelen tegen de Joodse leerlingen van het Montessori Lyceum. De vraag die daarbij naar boven komt is :Waarom is daar over in het dagboek van mijn grootvader vrijwel niets terug te vinden. (…). Dit is te meer hoogst verwonderlijk aangezien juist mijn grootvader in zijn dagboek blijkt geeft zeer betrokken te zijn geweest bij de jodenvervolging. Dit te lezen in de link: Citaten dagboek H.de Booij betr. Jodenvervolging. Voor mijn grootmoeder stond maar een ding centraal:" het behoud van 'haar' Lyceum". Klaarblijkelijk heeft ze over het probleem van de Joodsche leerlingen weinig contact gehad met haar man . We moeten het geheel wel in de tijdgeest plaatsen. In het begin van de oorlog waren de niet-Joodse Nederlanders over het algemeen niet direct betrokken bij het lot van hun Joodse medeburgers”
Eind citaat van mijn website.

Voor mij was het een hele schok om zeventig jaar later te lezen over mijn grootmoeder toen zij voorzitster van het Montessori Lyceum was. Te meer daar ik mijn grootmoeder kende als een sociaal bewogen vrouw die juist het lot van de medemens altijd zich sterk heeft aangetrokken. Om maar enkele voorbeelden te geven. Haar uitvoerige briefwisseling in het begin van de twintigste eeuw met Raden Ajoe Kartini,)(1879- 1904), een Javaanse voorvechtster van de rechten van de vrouw. Deze briefwisseling is opgenomen in het boek: Door duisternis tot licht. Gedachten over en voor het Javaansche volk van wijlen Raden Adjeng Kartini
Tijdens de eerste Wereldoorlog was mijn grootmoeder nauw betrokken bij het lot van bijna 1 miljoen Belgische vluchtelingen die naar ons land zijn gekomen In zijn dagboek schrijft mijn grootvader Hendrik de Booij.
5 oct 1914. Zo juist telefoneert Delhe, de consul van België, aan Hilda dat morgen Antwerpen zal worden gebombardeerd en er dus morgen misschien weer massa's Belgische vluchtelingen zullen komen. Haarlem krijgt nu 500 vluchtelingen van Hilda, en allerlei andere plaatsen krijgen er. Er zijn duizenden en duizenden Belgische vluchtelingen in Nederland, nu zeker wel 50.000.
17 october 1914 Nu is Antwerpen genomen, na een bombardement van een paar dagen en bijna alle inwoners zijn naar Nederland gevlucht. Men schat dat ongeveer 1 miljoen Belgen in ons land zijn gekomen, die thans voornamelijk door de zorgen van het Comité tot steun van Belgische slachtoffers (Hilda is voorzitter van het Comité van Huisvesting) over geheel Nederland verspreid zijn.
Einde citaat dagboek H. de Booij.

Dan haar betrokkenheid bij het Montessori Onderwijs. Dit blijkt duidelijk uit de brief die mejuffrouw Osterkamp (In de oorlog directrice van het Montessori Lyceum ) schreef aan mijn tante Engelien de Booy, na het overlijden van mijn grootmoeder in 1975 :
“In de eerste plaats was zij degene op wier daadwerkelijke steun je altijd kon rekenen in die in veel opzichten moeilijke eerste 15 jaren van het Montessori Lyceum. Ze had een heel persoonlijke manier om het Lyceum, tot welks oprichting zij een van de voornaamste initiatiefneemsters is geweest, overeind te houden en degenen die er aan werkten, de moed niet te doen verliezen. Zij was niet iemand van hooggestemde gevoelige betogen; zij zocht naar praktische mogelijkheden en als zij ze gevonden had, zette zij zich zelf en anderen aan het ten uitvoer brengen ervan. Maar haar grootste kracht - en dat was, meen ik het meest essentiële van haar persoonlijkheid - lag toch in haar omgang met mensen. Zij liet iedereen zoals hij was; nooit legde zij een ander de druk op van eigen opvattingen of van grote onbereikbare idealen, ook al was zij zelf wel bezield van het "hoge ideaal". Het voorzitterschap van het Montessori Lyceum legde ze pas neer toen het bestaan van de school was verzekerd.”
Einde citaat uit de brief van mej Osterkamp

Samenvatting
De enige verklaring die ik kan geven voor het gedrag van vele mensen (inclusief mijzelf) ten aanzien van de Jodenvervolging, is dat het voor hen een blinde vlek was. Het is niet dat men het wel zag maar verzweeg of wist te verdringen. Het gaat mijns inziens veel dieper. Men ziet het eenvoudig niet, net zoals de blinde vlek in ieders oog.  De reden waarom ik mij er in de laatste jaren zo sterk bewust van dit gedrag ben geworden, ligt in het feit dat ik nu aan de andere kant van de streep sta. In de laatste vijftien jaar heb ik mij sterk betrokken gevoeld bij de vervolging van de woonwagenbewoners (beter reizigers genoemd) door de Nederlandse overheid . Al mijn verschrikkelijke ervaringen ,vooral tijdens de deportatie van woonwagenbewoners van de Leyweg in 2002, zijn te lezen op mijn website. Mijn naaste omgeving wil hiervan niets weten. Weer het zelfde liedje het is voor hun: de blinde vlek.. Wonderlijk hoe de mens in elkaar zit.
Iedereen heeft wel ergens een blinde vlek . Mijn ervaring leert mij, dat dit vooral voorkomt bij de bezittende klasse. Misschien voor een deel onbewust. In ieder geval iets wat hun niet welgevallig is en hun veiligheid in gevaar zou kunnen brengen door er zich mee in te laten of zich er voor te interesseren.
Zoals ik al eerder heb gesteld: Het is een menselijke overlevingsstrategie.”

Baarn, 15 maart 2012